Terrazzowerkers in Nederland
Ze brachten pizza en pasta naar Nederland, de Italiaanse gastarbeiders. En ijsjes voor de Hollandse meisjes! Tot grote ergernis van de ietwat onhandige Hollandse jongens. Zij zagen de andere sekse ineens smelten voor de Enzo’s, Paolo’s en Alfonso’s. Tja, want wat van ver komt… Maar de eerste Italianen in Olanda hadden meer dan koude bolletjes en gladde praatjes. Ze verstonden het vak van de gladde straatjes: Terrazzo.
Italianen zouden de besten zijn in dit ambacht, maar ze waren zeker niet de eersten. Althans, wanneer we helemaal teruggaan naar de oorsprong van het tegelvakwerk. Terrazzo komt namelijk voort uit het mozaïekwerk, dat al vele eeuwen voor Christus werd beoefend.
Oorspronkelijk was het vooral bedoeld om wanden en plafonds te (ver)sieren, maar de Moren bedachten dat je marmersteentjes, stukjes glas en een gipsmengsel ook in een mal kon gieten, zodat de decoratie op andere manieren ingezet kon worden. In menig paleis werden zelfs stukjes zilver en goud verwerkt. Op die manier ontstond een basis voor dat wat we tegenwoordig terrazzo noemen. Of granito, wat eigenlijk hetzelfde betekent.
Schuren tot het glimt
Respect dus voor de uitvinders, maar het is een feit dat Italianen dit ambacht hebben geperfectioneerd. Venetianen en Friulanen eigenlijk, want zij wisten de techniek in de vijftiende eeuw te combineren met restmateriaal uit de marmergroeves. Door de reststukken in een speciaal patroon in een laag van specie te leggen en vlak te stampen, ontstond een prachtige gladde vloer, maar nog niet glad genoeg.
Na het stampen volgt het meest secure werk: schuren tot het glimt. In het begin waren dit soort vloeren vooral bestemd voor het terrazzo (terras) rond het huis, maar de creatieve terrazzo-techniek kwam al snel binnenshuis. Hele badkamers en keukens kregen zo een persoonlijke, luxe marmerlook. Met een beetje graniet door de specie haalde je bovendien een beetje ‘bling’ in huis.
Terrazzieri naar Nederland
Zoals gezegd, de eerste Italianen brachten lekkers naar Nederland, maar dat is slechts de halve waarheid. Immers, de boeren aten toen niet wat men niet kende. Het waren dan ook vooral bankiers uit Lombardije die hen voorgingen in de immigratie. Later volgden schoorsteenvegers uit Piemonte, kunstenaars uit Toscane, artiesten en ijsmakers. Aan het begin van de 20e eeuw volgden terrazzofamilies als Bearzatto, Coral, Franceschina en Marcolina uit Friuli.
Terrazzieri noemden ze zichzelf, grondwerkers vrij vertaald. Zij kwamen meestal via Duitsland of Frankrijk in ons land terecht en sommigen maakten naam, omdat ze werden aangetrokken voor prestigieuze bouwprojecten als de aanleg van vloeren in het Kurhaus, de Passage en het Vredespaleis in Den Haag.
Friulaanse ondernemers
Minder opvallend was de aanleg van aanrechten en badkamers in nieuwbouwwijken, maar die opdrachten stroomden wel binnen. De bedrijven beleefden hoogtijdagen in de jaren twintig en tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. De steeds populairder wordende terrazzobranche bleef al die jaren vrijwel exclusief in handen van de Friulaanse ondernemers, want ook hun personeel werd uit eigen regio gehaald. Niet alleen omdat ze goedkoper waren dan Nederlandse arbeidskrachten, de Friulanen waren er ook van overtuigd dat het vakmanschap, de zware lichamelijke arbeid en de vereiste techniek het best werden beheerst door werklieden die in de terrazzotraditie waren opgegroeid.
Gemeenschap
De Italiaanse terrazzowerkers vestigden zich vooral in de Randstad, omdat daar veel werd gebouwd. Maar ook in Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel kwamen florerende bedrijfjes van de grond. In de regel leerden veel nieuwkomers het vak bij de pionier in Nederland, Giovanni Batta Gobeschi, die in Den Haag was gevestigd. Zijn naam klinkt nog steeds met respect in het westen van het land. Daar speelde het sociale leven van de eerste generatie terrazzowerkers zich dan ook vooral af binnen de eigen gemeenschap.
De eigenaren werkten meestal met streekgenoten, hadden vaak een Italiaanse partner en zochten elkaar in hun vrije tijd zoveel mogelijk op. Ook de band met de geboortestreek bleef hecht. In de wintermaanden, als er in Nederland vanwege de vorst weinig werk aan de winkel was, trokken de meeste terrazzieri weer richting vaderland. In de provincie moesten ze wel integreren. Daar was van een Italiaanse gemeenschap namelijk geen sprake en probeerden de expressieve gastarbeiders zich te schikken naar de wat conservatievere boerse cultuur.
Derde generatie
In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw dreigde het ambacht in de vergetelheid te raken. De tweede generatie Friulanen huwde vaak een Nederlandse partner en onderhield veel contacten buiten de eigen gemeenschap. Een klein aantal bleef trouw aan het beroep van pappa, maar veel andere kinderen uit de derde generatie kozen liever voor een studie of een ander vak. Temeer omdat er binnen de ‘moderne’ grootschalige prefab bouw met kunststof keukens weinig belangstelling was voor de aloude metselkorrels uit Friuli.
Aan de andere kant van de markt was inmiddels ook een deur geopend voor Nederlandse terrazzowerkers. Zij hadden de kunst afgekeken van de Italianen en pikten nu hun eigen graantje mee. Het deed aan de reputatie van de authentieke terrazzieri geen afbreuk, want anno 2015 staan ze nog steeds garant voor echt Italiaans vakwerk. Neem bijvoorbeeld eens een kijkje in het centrum van Almere, Nijmegen of Zeist, waar de Italianen hun ‘steentje’ hebben bijgedragen.
Tomaello, al 90 jaar grootmeester in terrazzo
Vele honderden Italiaanse terrazzowerkers kwamen in de 20ste eeuw naar Nederland en lieten er letterlijk hun sierlijke sporen na. Het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten zorgt ervoor dat behalve hun werk ook hun namen niet vergeten worden.
Er zijn er ook die nog steeds geschiedenis schrijven met hun indrukwekkende kunnen en kunsten. Het familiebedrijf Tomaello bijvoorbeeld, dat vorig jaar herfst het 90-jarig bestaan vierde. De geschiedenis van dit terrazzobedrijf begint eigenlijk in Venetië, de geboortestad van oprichter Carlo Tomaello, maar het is september 1924 als de B.V. daadwerkelijk van start gaat. In Vlaardingen nota bene. Succesvolle jaren volgen, tot de economische crisis in de jaren 30 en de Tweede Wereldoorlog roet in het eten gooien. Het familiebedrijf wordt gedwongen tot een reorganisatie. Carlo Tomaello zet het terrazzobedrijf voort, samen met zijn zonen Carlo jr., Mario en later ook met Luigi en Nini. Op die manier houden ze in de oorlogsjaren het hoofd boven water.
Tomaello B.V
Wanneer na 1945 de toevoer van cement en marmergranulaat uit Italië, Frankrijk en Duitsland langzaam weer op gang komt, klimt ook de economie uit het diepe dal. Er is weer volop vraag naar terrazzo aanrechtbladen, raamdorpels, vloeren en badcellen. Meer opdrachten betekent meer personeel en Tomaello haalt hardwerkende jonge vaklieden uit Friuli naar Nederland, zoals Umberto Lenarduzzi.
Hij ontwikkelt zich in de jaren die volgen met recht tot een van de betonpijlers van het bedrijf. Door zijn studies aan de Mozaïekschool, de MTS, HTS en zijn ervaring brengt hij de Tomaello B.V. in contact met grote architecten en opdrachtgevers op het constructieve vlak. Italiaanse kwaliteit wordt meer en meer het sleutelwoord en dat opent vele Nederlandse deuren, zoals die van architect Rem Koolhaas, Rijksbouwmeester Wytze Patijn, topdesigner Gijs Bakker, museumdirecteur Rudi Fuchs en minister-president Wim Kok. Het levert prachtige visitekaartjes op.
Sinds december 2013 opereert Tomaello als zelfstandige werkmaatschappij onder de Van Dijk Maasland Groep. Voor de goede orde: de vakmensen zijn gebleven en het is nog altijd een familiebedrijf, precies zoals grootvader Carlo het in 1924 voor ogen had.
Met dank aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten.