Taaltips Italiaans deel 8. Sporten en spelen
Door: Angela de Luca
Ik ben een echte talenmens. Het verschil tussen talen boeit mij enorm en dan met name de verschillen tussen het Italiaans en het Nederlands. Deze keer wil ik met jullie kijken naar de werkwoorden sporten en spelen.
Sporten is praticare sport in het Italiaans. Als je dan vertelt wat voor sport je doet dan gebruik je het werkwoord giocare (spelen) + de balsport, bijvoorbeeld: giocare a calcio, giocare a pallavolo (volleybal), giocare a tennis en giocare a golf.
Bij sporten zonder bal is het fare jogging, fare fitness. Meestal heb je het werkwoord + de Engelse naam voor de sport.
Er zijn ook sporten die een zelfstandig werkwoord hebben. Hiermee bedoel ik nuotare (zwemmen), ballare (dansen).
Fietsen daarentegen is letterlijk pedalare (pedalo is een trapper), maar dit dekt niet de lading van het Nederlandse begrip fietsen. Dan kun je andare in bicicletta gebruiken. Letterlijk ‘met de fiets gaan’. Als je wilt vertellen dat je aan wielrennen doet, zeg je pratico ciclismo.
Giocare betekent spelen, maar wanneer je wilt vertellen dat je een bepaald instrument bespeelt kun je niet het werkwoord giocare gebruiken, maar dan moet je suonare gebruiken: suonare il pianoforte, suonare la chitarra enzovoort. Een suono is een klank.
[divider][divider]