Schoenmaker Lemano uit Volterra
Door: Renée de Haan
Oude beroepen sterven uit, spreken tot de verbeelding en onthullen een wereld vol passie die nooit ophoudt. Ooit komen ze terug, de glasblazers, schoenmakers, molenaars of klompengutsers. Of niet en dat kunnen we dan met weemoed memoreren. In Toscane loopt de vooruitgang zover achter dat er nog veel handwerkslieden te vinden zijn die het vak van een meester leerden. Omdat ze een bedrijf leiden, gaat het toerisme vaak hun deur voorbij. Maar goed ook, want anders kwamen ze niet aan werken toe. In deze serie belichten we grootheden die ook op andere plaatsen in de wereld te vinden zijn, maar met Toscane in hun rug hebben ze een andere inspiratie, waar het typisch Italiaanse doorheen gloort.
Dit lange artikel is een eenvoudig uit te printen via de link onderaan dit verhaal.
Onlangs bereikte ons het bericht dat Lemano is overleden.
Schoenmaker Lemano Gennai:
“Die damestas in mijn kop, is een cadeau aan mezelf’”
Zijn tweede huis bestaat uit een hoekje in het vestingstadje Volterra, waar hij tussen de plastic tassen met schoenen, de leesten en lappen leer zijn vak beoefent. Il calzolaio, de schoenmaker, lonkt met zijn 88 jaar nog naar vrouwen die met gebroken hakken de hulp inroepen van wat ze ‘de artiest’ noemen. Boven zijn bril glinsteren de ogen van Lemano Gennai als hij vertelt hoe hij dit vak instapte.
“Acht jaar was ik toen ik wist dat ik schoenmaker wilde worden. Ik kwam bij een meester, Orlando Ottaviano, waar ik alles ging leren. Hij haalde het maximale uit zijn werk, maar deed ook dingen die niet konden. Zo weet ik nog dat ik een hak moest repareren van een damesschoen. Ik schoot uit en de snee repareerde ik met wat lijm. Binnen de kortste keren kwam de klant met de beschadiging binnen. Taviano, mijn meester, gaf me een keiharde klap met de schoen op mijn hoofd. Met een bebloede baret holde ik naar huis. Mijn vader liep met me terug: ‘Dat je slaat oké, Signor Taviano, maar zo hard had nou ook weer niet gehoeven.’ Dat was die tijd en je moest wel héél veel liefde hebben voor een vak om door te zetten, jaren voor niets te werken en misschien eigenaar van een zaak te worden.”
In de vitrine staan zijn proeven van bekwaamheid: tassen, schoenen, ceintuurs, alles met de hand gemaakt. Dat is zijn oorspronkelijke vak, dat nog altijd centraal staat, maar het repareren vormt zijn eerste broodwinning.
“Pak die dansschoenen even, die gouden daar. De hakken waren afgetrapt, het goud aangetast, de zolen vergaan. Ik heb ze zo gemaakt dat die signora straks denkt dat ze nieuwe schoenen heeft gekocht. Dat is mijn uitdaging. Ik zie de voeten van de mensen als ik werk en hun gezichten als ze de spullen komen ophalen; dat maakt me blij.”
‘Streepje in de marge’
Het vak valt niet te leren, alleen via via. De kunstnijverheidschool heeft hem gevraagd les te komen geven maar verzucht hij: “Ambachten, het blijft een streepje in de marge. Er bestaat een wil om het hoog te houden, maar het blijft bij theorie.” Hij stelt het zonder wrok en herinnert zich hardop hoe hij op zijn tachtigste een coöperatie voor schoenmakers wilde opzetten in zijn geboortestad Volterra. Daarvoor moeten wettelijk minimaal negen kandidaten het vak willen leren. Hij lacht een beetje wrang achteraf: “De eerste vraagt hoeveel hij moet werken, de volgende hoeveel hij gaat verdienen, een derde wil alleen parttime deelnemen, een meisje blijkt allergisch voor leer en terwijl iedereen afviel als kandidaat, hoorde ik ineens de stem van mijn moeder toen zij me wegbracht: ‘Je geeft teveel op.’ Ze had gelijk. Want je moet niet denken aan verdienen, je gunt jezelf de tijd om een vak te leren zonder te weten of je het gaat redden. Wie doet dat nog?”
Inmiddels heeft hij allerlei cursussen doorlopen, prijzen gekregen, zelfs vanuit het Italiaanse leger en is hij dik tevreden met hoe het allemaal gelopen is. Hij heeft een familie kunnen onderhouden, mocht in zijn geliefde geboorteplaats blijven wonen, kocht daar een schitterend huis uit de 16e eeuw en zijn zoon kon studeren. Allemaal zaken die je als schoenmaker niet verwacht te realiseren, tenzij je zo goed bent, dat die kwaliteit zich terugverdient.
“Ik ging nadat ik leerling af was, als gezel naar Viareggio. Daar aan de kust bleken heel andere schoenen gemaakt te worden, waarbij het hart van de voet op de zool moest rusten en daaromheen vormde zich de schoen. In Volterra zaten ze als een strak harnas, zoals tegenwoordig met de goedkope rommel die ze als schoenen verkopen. Ik kwam terug na Viareggio, maar mijn meester luisterde niet naar wat ik geleerd had. Ik zou dat later wel toepassen, want de behoefte naar vernieuwing heeft altijd in mij geleefd. Ik ben de eerste die paars slangenleer op de kop tikt als paars in is, maar het moet nog wel kloppen volgens traditionele wetten. Iemand met dunne benen die een schoen koopt met een lange puntige voorkant, loopt voor gek. Dat is uit proporties!”
Hip meisje
Een hip meisje huppelt binnen. Haar plastic plateauzolen zijn verweerd. Hij kijkt ernaar en ziet dat de bovenkant van zijn hand is. Een vorige reparatie. Het meisje fleemt: “Kun je die onderkant nu ook maken, alleen jij kunt het… toe.”
Hij kijkt, zoekt naar zooltjes, buigt de schoen om. Het zijn niet de vloeiende pumps waar hij eigenlijk van houdt, maar ieder hoort bediend te worden. Over de prijs worden ze het al snel eens: Voor 35 euro krijgt zij bijna nieuwe schoenen, gepoetst en al. Ze huppelt weg: ‘Je bent een schat.’
Hij glimt helemaal van trots: “Mij zul je nooit horen zeggen dat ik goed ben. Dat moeten anderen doen. Ik kan alleen zeggen dat ik een diepe liefde voor dit vak heb. Om acht uur ’s morgens stap ik mijn winkel binnen, vol van ouderdomskwalen en pijntjes. Zodra ik hier achter mijn werktafel plaatsneem, vergeet ik dat. Een arts heeft me aangeraden om nooit te stoppen, vanwege die hartstocht en omdat mijn hersens dan blijven werken. Hij heeft gelijk. Mijn vrouw is helaas overleden, mijn zoon komt meestal zondags of de kleinkinderen. Op een zondag dat ze er niet zijn, ga ik naar de werkplaats, nog even vast …iets doen. Meestal zijn het reparaties maar soms ga ik zomaar een mooie tas maken, ongeacht of die verkoopt.”
Hoeveel schoenen hij maakt of repareert per jaar, valt niet te zeggen. De ene moet totaal gereviseerd worden, bij de ander gaat het om een hakje of een rits. Ook het maakwerk verschilt van een damessandaaltje tot een herenschoen met vetergaatjes. Die laatste kost circa 400 euro, maar is dan ook helemaal naar de voet gemaakt. Hier komt het droevige punt van zijn vak naar voren: schoenen kopen is vergleden tot de aanschaf van iets dat er wel aardig uitziet maar niemand vraagt zich meer af of het werkelijk past. Ooit werd hij er zelfs door verkopers bijgehaald als ze inkochten of speciale klanten met voetafwijkingen hadden.
“Het vak van schoenenverkoper bestond toen nog, inclusief aanraden, afraden en uitgebreid passen. Ken jij nog iemand die in een winkel eerst naar jouw voeten kijkt? Ik hoop het, maar ik vrees van niet. Ook de modehuizen met hun mooie namen besteden al het werk uit. Je koopt een Armani schoen, bij wijze van spreken, maar Armani weet echt niet waar die gemaakt wordt. Dat is een groot verlies aan kwaliteit en zorg. En ik moet zeggen dat ik ondanks mijn positieve instelling – want ik houd heel erg van jeugd en vernieuwing – niet geloof dat het ooit nog terugkomt. Ik koop mijn leer in Santa Croce sull’Arno bij Empoli. Als je ziet hoe die kwaliteit achteruit gaat, dan huil je inwendig.”
Dameshakken
Hij legt de handen in de voorschoot om een heel ander punt aan te roeren, namelijk het feit dat schoenmakers nergens verenigd zijn in Italië. De inkoop is niet langer gericht op al die eenlingen, maar op massaproductie.
“Hakken bij voorbeeld, daarvan kocht ik voorheen een dozijn per model en dan had ik een goede voorraad. Nu moet je duizend stuks afnemen. Waar laat ik dat?
Met leer is het precies zo. Die paar lapjes van mij, die gunnen ze me nog wel, omdat ik al decennia lang een vaste klant ben. Goddank, heb ik nog een behoorlijke voorraad van gespen, hakken, rubberen zolen in alle kleuren, noem maar op. Een deel blijft gelukkig klassiek qua model. Zo mag een dameshak niet hoger zijn dan 6 of 7 centimeter, anders valt er niet elegant op te lopen.
Het blijft voor mij het mooiste wat er is: een goed gevormde damesvoet in een fraaie pump. Als ik vrouwen zie, kijk ik natuurlijk eerst naar hun gezicht, maar direct trekt mijn oog naar de schoen. Ik kan daar nog altijd intens van genieten.”
In dat verband noemt hij ook de mooiste schoenen die hij ooit gemaakt heeft: Bruidsmuiltjes in de stijl van de jurk. Dat was tot dertig jaar geleden heel normaal: met een lapje van de jurk kwamen de meisjes of vrouwen bij hem langs en vaak wist hij ze over te halen voor een bijpassend tasje.
“Een enkele keer krijg ik nog wel een dergelijke opdracht, niet speciaal voor huwelijken, maar van vrouwen die iets speciaals willen en dan laat ik daar graag een stukje fantasie op los. Maar mijn eigenlijke werk bestaat los van de reparaties vooral uit aanpassingen van nieuwe schoenen die niet goed zitten.”
Die uitspraak wordt even later bewaarheid als een man van een aangrenzend dorp binnenstapt met leren huisslippers voor zijn vrouw, nog in de schoenendoos.
“Het klittenband schiet telkens los en mijn vrouw wordt er gek van. Kunt u niet een bandje maken met een gespje?”
Lemano houdt de eenvoudige gezondheidsslippers even vast, trekt aan het leer, kijkt naar de zolen en wijst op dozen die hoog opgetast in zijn werkplaatsje staan. “Ja, ik heb wel wat. Maar u komt niet uit Volterra, volgens mij.” “Nee, ik woon hier dertig kilometer verder, maar iedereen zei dat ik bij u moest zijn.”
Opgewekt stapt de klant weer weg. Hier wordt iedereen geholpen. Behalve als het product zo pover is gemaakt dat het de kosten niet waard zijn. Lemano stelt de grens helder:
“Pantoffels maak ik niet, op geen enkele wijze. Dat is het slechtste voor je voeten dat er bestaat. De wreef wordt niet gesteund, voeten zakken door, iedereen gaat ook letterlijk sloffen.”
Wellustig
Hopen en angsten hebben hem zo ver gevoerd dat hij lokaal vermaard is. Nadat hij zijn hele familie van schoenen heeft voorzien, de hele stad om hem heen en een deel van Toscane tot Amerikaanse klanten aan toe, zal de werkplaats met zijn overlijden sluiten. Zoiets voelt toch eigenlijk heel triest?
Hij zucht: “Ja dat voelt onwezenlijk. Als ik er aan denk, troost ik mezelf met de gedachte dat ik één van de allerbesten in mijn vak ben geweest. Als er collega-schoenmakers, ook uit andere landen, voorbij komen, zie je ze kijken, bijna wellustig vanwege alle voorraad hier, de machines die het nog doen, de etalage … We zijn een volkje met veel wedijver: wie kan de mooiste schoenen maken of wie kan schoenen het beste weer heel maken?
We hebben een gezegde in Italië: ‘De schoenmaker loopt altijd op kapotte zolen.’ Dat is waar. Ik heb schoenen voor mezelf gemaakt, al mijn schoenen. Maar het repareren en onderhouden, schiet er altijd bij in. Haha! Die spreekwoorden spreken voor zichzelf. Voor mij telt vooral ‘Zolang ik werk, besta ik’. Dát is mijn waarheid. Al weken heb ik een tas in mijn hoofd, van glanzend leer, afgewerkt met veters van ruw touw, een soort spannend contrast tussen stads en boers. Misschien begin ik er morgen aan of volgende week en wie weet wordt het gaandeweg heel anders omdat het leer zich anders voegt of omdat mijn idee verandert. Zoiets zijn cadeautjes aan mezelf, maar eerst moet ik nog deze laarzen maken, want die vrouw heeft ze net nieuw en ze maken een raar geluid. Terwijl ik bezig ben, zie ik hoe een schoen of laars die ander ergens naar toe brengt. En ik weet zeker dat ze heel even aan mij denken als alles past en lekker loopt.”
Lemano over leer
Leer koop je zoals vlees bij de slager, van een bepaald dier, dus kalf, varken, krokodil of slangenleer. Bij grotere dieren telt de kwaliteit van een specifiek stuk van de buik, de rug, de borst. Dat laatste is het beste bij een kalf omdat het minder uitgerekt wordt, terwijl een varken met de buik over de grond schuurt, zodat de rug qua huid sterker zal zijn. Van oorsprong werden de lappen leer direct vanuit de looierij verkocht en werden deze al dan niet met natuurlijke kleurstoffen getint. Tegenwoordig brengen de bewerkers meestal een laklaag op die met de tijd gaat slijten. Bij een met de hand vervaardigd object telt de kwaliteit van het leer extra omdat het maakloon hoger ligt en die schoenen of ceintuur in principe veel langer mee kunnen gaan. Om die reden komen kinderschoenen als maatwerk niet aan bod: een dure zaak voor te korte tijd.
Renée de Haan
Renée de Haan schreef een boek over haar leven in Toscane, ‘Ciao Buurman’. Helaas is het boek niet meer leverbaar via de reguliere kanalen.