Op pad buiten de gebaande paden
Door: Jessica Schots
Er zijn plekken op de wereld die ‘iets’ lijken te hebben. Plekken of steden die extra tot de verbeelding spreken, die altijd een bijzondere aantrekkingskracht hebben gehad, waar mensen altijd wilden blijven. Sicilië is zo’n plek, een bijzonder eiland dat sinds de oudheid mensen heeft betoverd met haar schoonheid. Goethe noemde Sicilië de sleutel, de essentie: zonder Sicilië te zien, zou je volgens hem Italië niet kunnen begrijpen. En wie ben ik om mij daar tegenin te gaan? Alles wat Italië zo bijzonder maakt, vind je op Sicilië intenser terug.
De westelijke punt van Sicilië (hoewel goed te bereiken via de luchthavens van Palermo en Trapani) is nog wat ruiger, onontgonnen, (nog) niet heel erg toeristisch en geschikt voor wie buiten de ‘gebaande paden’ wil (hoewel er met gebaande paden ook niets mis is, deze zijn het vaak waard).
Castellamare del Golfo
Hoewel er in Castellamare del Golfo wel wat toeristen komen, is het dorp nog grotendeels afhankelijk van de visvangst. Zoals in veel vissersdorpjes zijn de huizen kleurrijk geverfd in roze, geel, oranje en lichtblauw. De geschiedenis van het dorp gaat helemaal terug tot aan de prehistorische Elmyiërs. In de achttiende eeuwse Chiesa Madre di Maria Santissima del Soccorso (ook wel gewoon Chiesa Madre genoemd) staat een levensgroot beeld de patroonheilige Santa Maria del Soccorso, vervaardigd uit majolica keramiek. Zij draagt het Christuskind op haar linkerhand. Het beeld is zestiende eeuws en waarschijnlijk gemaakt in Toscane.
In de negende eeuw bouwden de Saracenen een kasteel in Castellamare del Golfo, door de Normandiërs uitgebreid. Hier is nu het museum Ponto Museale gevestigd (open van maandag tot zaterdag, van 09:00 tot 13:00 en 15:30 tot 19:30). Een deel van het museum is volkenkundig, gewijd aan de verbondenheid die de inwoners van het dorp altijd hebben gehad met de zee. Een ander deel is archeologisch.
Scopello
Aan het begin van het natuurreservaat ligt Scopello, in de felst-turquoise baai aan dit deel van de kust. Homerus beschreef de schoonheid van Scopello al in zijn Odyssee, het is de laatste stop die Odysseus maakt op zijn terugkeer naar Ithaca. Vandaag de dag zou Scopello ook nog een episch gedicht waard zijn.
De kustlijn bij Scopello is rotsachtig, steil en dramatisch. Steile kliffen, gevormd door duizenden jaren zee en wind. Stekelige struiken groeien op steile hellingen. Er groeien platanen, dennen en eucalyptus.
Scopello is een enig dorpje. Het kleine dorpsplein heet Piazza Nettuno, met in het midden een grote, eeuwenoude waterput en een tonijnroze poort – een toepasselijke kleur zal later blijken.
De belangrijkste ‘attractie’ van Scopello is de Tonnara di Scopello. In een (alweer) beeldschone kleine baai, bewaakt door twee torens, ligt de Tonnara di Scopello, een tonijnvisserij uit de dertiende eeuw. De ‘tonnara’ is in de loop der jaren wel verbouwd, uiteraard, en gemoderniseerd (want eeuwenlang actief geweest) en is gebouwd in lichtgele zandsteen. Indrukwekkende antieke ankers liggen op de aanlegsteiger, waar ooit boten vol tonijnen aan land werden getrokken. Het (tonijn)roze Palazzino Florio, lieten de eigenaars (je kent deze familie nu misschien?) bouwen in 1874. De hoofdgebouwen, waar de tonijn werd verwerkt, ingeblikt en klaargemaakt voor distributie, kun je allemaal bekijken, de visserij is sinds de jaren ‘80 gesloten en tegenwoordig een klein openluchtmuseum. Je kunt er ook overnachten (tonnaradiscopello.it).
Een supermooie plek, vonden ook locatiescouts van verschillende films, zo zijn hier onder andere wat scènes uit Ocean’s Twelve opgenomen. Wellicht denk je nu dat het niet mooier kan, maar dan begint een paar kilometer verderop het natuurreservaat van Lo Zingaro begint.
Riserve Naturale della Zingaro
In de bocht die de Golf van Castellammare maakt, ligt het natuurreservaat Riserve Naturale della Zingaro. Het oudste natuurreservaat op Sicilië dat in de jaren 1980 godzijdank gered is van de aanleg van een snelweg. Er is helemaal geen verkeer in het park, dat je op sommige plekken het gevoel geeft dat er nog nooit iemand is geweest, maar er zijn wandelroutes aangegeven waarover je het gebied kunt verkennen.
Het park bezit een enorme rijkdom aan biodiversiteit, hier groeit bijvoorbeeld de Chamaerops Humilis. Schaam je niet als je hier nog nooit van gehoord hebt, het is een zéér zeldzame dwergpalm, en symbool van het reservaat. Vogelaars kijken hier hun ogen uit en spotten adelaars, valken, patrijzen, verschillende soorten uilen en zeevogels. Op de grond heb je kans om wezels, egels, vossen, hagedissen en (ongevaarlijke) adders tegen te komen. Er zijn prachtige baaitjes en als je geluk hebt, lig je alleen in zee – alsof er nooit iemand komt…
Dat hier tóch (al heel lang geleden) ook mensen waren, kun je zien in de Grotta dell’Uzzo, een prehistorische nederzetting.
Als je op zoek bent naar een ‘onbewoond’, idyllisch strandje, ga je het beste aan de noordzijde (aan de kant van San Vito Lo Capo) het park in, zo ben je sneller en makkelijker bij de stranden. Het eerste strand dat je dan tegenkomt is Cala dell’Uzzo – logischerwijs tref je hier ook de meeste mede-strandgangers. Bij de zuidingang (ongeveer een kilometer vanaf Scopello) is een parkeerplaats en een barretje waar je wat te eten en te drinken kan kopen. In het park is niks, ook geen water! Het park is groot en de wandelingen kunnen best pittig zijn dus informeer je goed en ga goed voorbereid op pad! Op ongeschikte schoenen mag je sowieso niet naar binnen. (website: lnx.riservazingaro.it)
San Vito Lo Capo
Weer een stuk verderop, op de noordwestelijke hoek van Sicilië steekt een schiereiland de zee in. Op het puntje van dit schiereiland ligt San Vito Lo Capo, bij uitstek een plek voor een idyllische strandvakantie. De stranden hier hebben bleek, zacht zand, natuurlijk weer aan die turqoise zee…
De kerk Santuario di San Vito is een bijzondere! Een vierkant fort, gebouwd door de Byzantijnen (dit schiereiland was daar natuurlijk de ideale plek voor!) en versterkt door de Arabieren. De Noormannen en Spanjaarden maakten ook weer aanpassingen. In het fort zit een kapel uit de vierde eeuw, gewijd aan de patroonheilige San Vito die tijdens het bewind van de Romeinse keizer Diocleitianus als martelaar gestorven is. In 2003 kwam er een crypte tevoorschijn, hierin staat een doopvont. Een gedeelte van het gebouw is als museum ingericht, het is alleen tijdens de zomermaanden beperkt open! Vanaf het dak kijk je prachtig uit over de Golf van Castellamare.
Trapani
Nog verder naar beneden ligt Trapani, de hoofdstad van de gelijknamige regio waar het landschap weids en open is. De naam is afgeleid van het Griekse drepanon, een verwijzing naar het historische centrum dat op een schiereilandje als een sikkel de zee in krult. Trapani heeft iets weg van kustplaatsen in Noord- Afrika en de met saffraan gekruide couscous die je hier eet, kwam daar ooit ook vandaan. Met het juiste licht steekt het geel-goud af tegen de turquoise zee. Het historische centrum van Trapani is dan ook absoluut een bezoek waard.
De Zoutkust
Tussen Trapani en Marsala liggen kilometerslange zoutvelden waar zout gewonnen wordt uit het zeewater. Lange smalle dijkjes waartussen met het water laat verdampen, rijen met bergjes zout, en windmolens waarmee men het water weg kon pompen en het zout fijn kon malen. In de zoutpannen van de lagune tussen Trapani en Marsala produceert men al meer dan 2500 jaar zout, op ongeveer dezelfde manier. De ‘Saline’ zijn deels beschermd door het Wereldnatuurfonds, maar een behoorlijk aantal zoutpannen is nog actief en het hele jaar door in productie. De Saline zijn te bezoeken maar hoe het zout precies geproduceerd wordt, ontdek je in het Museo del Sale. Je bereikt de zoutpannen via de regionale weg SP21 (www.salineditrapani. com).
Marsala
Aan de andere kant van de zoutvelden, op het meest westelijke puntje van Sicilië, ligt Marsala, een knap stadje dat bekend staat om haar bijzondere wijn. De economie van de stad is grotendeels gebouwd op de export.
Een stukje boven Marsala ligt het eilandje Mozia (waar je overigens één van de mooiste beelden uit de Griekse oudheid kunt bewonderen). In 397 voor Christus werd de kolonie Motya die de Feniciërs hier gevestigd hadden, verwoest door de Griekse tiran Dionysius van Syracuse. De overlevenden vluchtten naar het vasteland en noemden hun nieuwe thuis Lilybaeum. In 241 voor Christus kwamen de Romeinen en maakten van Lilybaeum een belangrijke handelsplaats. In de 5e eeuw werd de stad verwoest door de vandalen, in de 9e eeuw werd ze weer opgebouwd door de Arabieren, die de stad Marsa Allah noemden (haven van God).
Marsala was een welvarende stad in de middeleeuwen: de succesvolle landbouwsector en de goede haven waren een gouden combinatie. Toen Karel V de haven liet sluiten omdat de dreiging van Saraceense piraten te groot werd, kwam de bloeiperiode ten einde. Tot tegen het einde van de achttiende eeuw een Engelse koopman de lokale wijn ontdekte.
Glaasje Marsala?
Het wordt wel het Italiaanse antwoord op port of sherry genoemd, Marsala. Marsala is versterkte wijn (droog of zoet), geproduceerd in de regio rond Marsala. De wijn ontving voor het eerst de status van Denominazione di Origine Controllata (DOC) in 1969 en kreeg vanuit de Europese Unie ook een beschermde oorsprongsbenaming (BOB). Marsala kan en mag dus alleen uit het gebied rond Marsala komen. Er wordt ook ‘gewone’, niet-versterkte wijn geproduceerd in de regio Marsala, maar deze komt niet in aanmerking voor de Marsala DOC.
De wijn zou ‘ontdekt’ zijn door de Engelse koopman John Woodhouse. Hij lag in 1773 een poosje voor anker in de haven van Marsala en maakte van de gelegenheid gebruik om zo’n beetje uit alle vaten wijn te proeven: hij was niet ontevreden. Port was in deze periode heel populair in Engeland: Woodhouse zag mogelijkheden en stuurde schepen vol Marsala-wijn naar Engeland. De Marsala sloeg zó in, dat er een nieuwe haven moest worden aangelegd. In de stad werd ook gebouwd, zo liet Woodhouse onder andere wijnkelders bouwen, de stad werd aangepast om te kunnen voorzien in de export van schepen vol wijn.
De familie Florio werd na aankoop van het wijnhuis van John Woodhouse, eind 19e eeuw, de belangrijkste producent van Marsala. In 1860 landde Giuseppe Garibaldi met zijn 1000 roodhemden in Marsala, en veroverde daarna heel Sicilië, het begin van de eenwording van Italië. Als dank voor de hulp van de Florio’s schonk Garibaldi een geweer en zwaarden, die nu tentoongesteld worden in de bezoekersruimte van Cantine Florio. Het is mogelijk om een bezoek te brengen aan de wijnmakerij, voor een rondleiding met proeverij moet je wel altijd vooraf reserveren (www.duca.it/florio).
Meer te doen in Marsala
Maar, er is meer te doen in Marsala. Capo Boeo (of Capo Lilibeo) is het uiterste, meest westelijke puntje van het eiland Sicilië en markeert de maritieme grens tussen de Tyrreense Zee en de Siciliaanse Zee. Hier is een archeologisch park ingericht, waar de Romeinse resten van de stad Lilibaeum te bezichtigen zijn. In het museo Archeologico Baglio Anselmi kun je een (deels) gereconstrueerd oorlogsschip bekijken. Het schip, afkomstig uit Carthago, is hier voor de kust gezonken tijdens de eerste Punische oorlog – het is waarschijnlijk dat de Romeinen, daar tijdens de Slag bij de Egadische eilanden in 241 voor Christus, verantwoordelijk voor zijn geweest. Het schip is, na zeventien eeuwen op de bodem, teruggevonden in 1971. Vrij recent werd een Romeins schip, gevonden bij Trapani, aan de collectie van het museum toegevoegd.
Historisch centrum Marsala
Marsala heeft een klein, interessant historisch centrum (met een korte stop in Marsala kom je al een heel eind). Begin bijvoorbeeld op het Piazza della Repubblica, en bezoek de kathedraal van Marsala, de Duomo di San Tommaso di Canterbury. De heilige Thomas Becket, aan wie de kathedraal gewijd is, werd ‘populair’ op Sicilië tijdens de regeerperiode van de Normandische koningen Willem I (de slechte) en Willem II (de goede). De kerk is van Normandische oorsprong maar is door de eeuwen heen herbouwd, en toont kenmerken uit de renaissance en de barok.
Palazzo VII Aprile (voorheen Palazzo dei Giurati informeel ook Palazzo Municipale genoemd) is één van de belangrijkste gebouwen in de stad, waar tegenwoordig de gemeenteraad zetelt. Het gebouw werd in de 15e eeuw voltooid door de architect Giuseppe Moccia, die zich voor de gevels liet inspireren door de stijl van de Venetiaanse ingenieur Andrea Palladio. Toen op 11 mei 1860 Giuseppe Garibaldi met zijn Mille landde in Marsala, was dit Palazzo de plek waar zij onderdak zochten voor de nacht.
De Sybille van Lilybaeum
Sybillen waren een soort vrouwelijke profeten – men geloofde dat deze vrouwen met de goden konden communiceren en zo de toekomst konden voorspellen. Vooral Apollo wilde hen weleens een blik in de toekomst bieden, en vooral de Sybille van Lilybaeum stond bekend om haar accurate voorspellingen. Als je iets van haar wilde weten, moest je haar bezoeken in de grot waar ze woonde. Na het stellen van de vraag, waste de profete het gezicht van degene die de vraag stelde, en dat van haarzelf, met water uit een klein bronnetje. Dan namen beiden om en om een slok wijn uit een gouden beker, tot de sybille in trance raakte en de toekomst kon zien in de droesem die was overgebleven in de wijnbeker.
Reisgids naar het Westen van Sicilië
Jessica Schots is kunsthistoricus en doceert en schrijft over kunst en cultuur in Italië. Ze schreef eerder een reisgids over Rome. In haar reisgids Sicilië neemt ze je mee door de fascinerende geschiedenis van het eiland en haar bewoners. Van de hoofdstad Palermo en het bijzondere westen van het eiland zoals op deze pagina’s beschreven, naar de betoverende oostkust aan de Ionische zee en de waanzinnig barokke Val di Noto. Van Griekse tempels, over Romeinse resten, langs Arabisch-Normandische architectuur, door de keuken, over markten, over de mooiste strandjes en de leukste steden en dorpen geeft deze gids je een indruk van het eiland. Zo ben je klaar om het eiland verder zelf te ontdekken en zal Sicilië zelf een heel veel diepere indruk achterlaten. Jessica belooft dat je het eiland dan nooit meer zult vergeten.
Bestel de gids via deze site.