Feyenoordspits Graziano Pellè bracht Italië ook op het voetbalveld naar Nederland. Met zijn enorme passie, misschien soms net wat te veel, en natuurlijk doelpunten veroverde de knappe Italiaan de harten van de voetbalfans. Maar aan wie doet deze Italiaanse successtory ons trouwens denken…
Graziano Pellè heet al twee jaar het ‘wonder’ van de Kuip of Pietje Pelle, zoals de supporters de Italiaan noemen. Geboren in de hak van de laars kwam de spits in 2007 naar Alkmaar. Die Nederlandse cultuur was in het begin even wennen, zoals hij zelf bekende, maar inmiddels voelt de Italiaan zich aardig thuis. Niet in de minste plaats vanwege het succes bij Feyenoord. Was Pellè bij AZ één van de elf, in Rotterdam beschouwen ze hem als de nummer 1. De ‘enige echte verlosser’, zoals enkele Rotterdamse Tifosi hem beschrijven, plagend richting die andere ‘Godenzoon’ van 020. Hoe het ook zij, de Pugliese spits gaf de Nederlandse competitie extra franje.
Of Pellè ook na dit seizoen nog de netten op de Nederlandse velden laat bollen is de vraag. In de tussentijd is het misschien interessant om op deze pagina een parallel te trekken naar 1983. Toen werd een Nederlandse spits naar Italië gehaald. Enkele duizenden supporters wachtten hem op bij het vliegveld, want hij moest de ‘verlossing’ brengen voor SC Pisa. Doelpunten maken was zijn taak, bescheiden en aantrekkelijk zijn voorkomen en ook hij moest even wennen aan het cultuurverschil; zie hier de gelijkenissen met Graziano Pellè nu. Ruim dertig jaar na dato is Wim Kieft even terug in Pisa, bij wijze van spreken.
“Tjonge, dertig jaar alweer?! Er is een hoop veranderd in die tijd. Toen ging er vier keer per week een vlucht naar Milaan en moest je overstappen naar Pisa. En wat wisten we nou van Italië en het Italiaanse voetbal? We hadden geen internet en maar twee tv-zenders, die nooit iets van de Italiaanse competitie lieten zien. Ik was 20 jaar en nog maar twee keer in mijn leven in het buitenland geweest, dus dan is het een behoorlijke cultuurshock als je ver van huis zoveel mensen jouw naam hoort roepen. Bizar.”
Italiaanse spelers in de Nederlandse competitie zijn een zeldzaamheid. Verrassend genoeg blijkt het tegendeel veel beter te werken. Wilkes was de eerste (1949, Inter Milan) en het trio Gullit-Van Basten-Rijkaard schreef in 1988 in dezelfde stad zelfs geschiedenis. Desalniettemin was het beroep op de blonde Ajax-spits een verrassende.
“Toen ik daar naartoe ging mochten er per club maar twee buitenlanders spelen, dus het was best een eer. Bovendien was Italië net wereldkampioen geworden en in dat land zaten ze op Wim Kieft te wachten, kun je het je voorstellen?! Lachend: In de serie A nota bene! Ik weet nog dat mijn moeder zei dat ik er netjes uit moest zien, dus hebben we samen een rood colbert gekocht. Maar toen we in Pisa aankwamen, bleek het 35 graden en dan is een wollen colbert niet zo handig, kan ik je zeggen. Ik had bovendien net een vriendin, dus het was wel een enorm avontuur voor ons allebei.”
Ander land, andere club, andere cultuur; was het erg wennen?
“Ja, toch wel. Iedereen sprak altijd en alleen maar Italiaans, want er waren nauwelijks buitenlanders, dus dat was veel handen en voeten in het begin. Verder was er veel meer druk om te presteren en er gold veel meer discipline dan ik gewend was. Er werd veel van mij verwacht, ook omdat het toen niet zo goed ging met Pisa, maar mijn eerste doelpunt scoorde ik pas na een half jaar. Kijk, als je het goed doet in Italië sta je op een voetstuk, maar gaat het slecht, dan halen ze je keihard onderuit. In dat eerste jaar was er ontzettend veel kritiek en dat maakte het wel lastig.
We waren ook voortdurend op trainingskamp; vijf dagen per week van huis. Dat is niet fijn met een prille relatie. Joh, we hadden tot die tijd bij onze ouders gewoond en ik kreeg altijd keurig de boterhammetjes mee. Nu stonden we er alleen voor in een vreemd land. Er was in dat eerste jaar zeker heimwee, bij ons allebei. Wat dat betreft was het wel fijn dat ik me moest concentreren op het voetballen. Ik kon niet denken aan thuis, moest staan en scoren. Ze betalen niet zomaar een miljoen, tenslotte.”
Dat klinkt niet als de grote jongensdroom die uitkomt.
“Het avontuur heeft natuurlijk twee kanten, maar na dat eerste jaar werd het allemaal veel leuker. Weliswaar degradeerden we naar de tweede divisie, maar dat leverde wel een beter elftal op, waarin ik ook beter ging spelen. Alles lukte weer, alle wedstrijden werden gewonnen. Dat is bijzonder om mee te maken, hoor. De supporters die het jaar daarvoor echt woedend waren, bleven hun club trouw. We waren echt helden in dat tweede jaar. Minder druk dus en meer tijd voor een privé leven. Vrienden en familieleden kwamen langs, iedere keer die toren weer in en foto’s maken, je kent ze wel, haha. En gelukkig sprak ik toen ook een aardig woordje Italiaans, dus dat geeft je ook meer zelfvertrouwen. Italië werd meer een thuis, het leven werd meer een feest. Ja, toen kwam die droom pas echt uit.”
Is het Italiaanse voetbal in de afgelopen dertig jaar veranderd?
“Ze speelden ook in mijn tijd vaak defensief. Daar ben ik niet zo van, eerlijk gezegd. Maar de kwaliteit is in de afgelopen decennia wel verbeterd, hoor. Zeker toen er meer buitenlanders gehaald mochten worden werd het ineens booming, ook in de media. De tijd van Maradona, Platini, noem ze maar op. Grote jongens die veel voor de clubs hebben betekent.”
Vonden ze jou in Turijn zo’n grote jongen?
“Dat zeiden ze, ja. Het was in ieder geval een bijzonder aanbod. Niet alleen om het geld, maar ook vanwege de sportieve uitdaging. En Turijn was een echte stad, in tegenstelling tot Pisa. Voor een jongen uit Amsterdam spreekt dat wel meer tot de verbeelding. Maar daar begon het circus weer opnieuw; de verwachtingen, de druk, de supporters. Met als verschil dat ik me er meteen thuis voelde.
Het begon ook geweldig. Mijn spel paste goed in dat elftal en ik scoorde ook lekker, tot ik na zeven wedstrijden zwaar geblesseerd raakte aan mijn knie. Ik was maanden uitgeschakeld. Gelukkige bijkomstigheid in die periode was dat mijn eerste kind werd geboren; geweldig natuurlijk. En rond die tijd kwam er belangstelling vanuit PSV. Daar hebben we lang over getwijfeld en terugkijkend heb ik eigenlijk een beetje spijt van de keuze, hoe goed ik het ook gehad heb in Eindhoven. We hadden gewoon in Italië moeten blijven.”
Daarmee zeg je nogal wat.
“Ik wil niet ondankbaar klinken, begrijp me niet verkeerd. Maar wij voelden ons op dat moment behoorlijk Italiaans. Het leven paste gewoon heel goed bij ons, we begrepen de cultuur en het systeem. Maar nu ik dit zeg moet ik ook bekennen dat ik nooit meer terug geweest ben in Pisa. Wel in Turijn, voor mijn werk, maar niet in Pisa. Misschien dat ik dat nog eens doe met de kinderen, want die zijn inmiddels aardig groot. Kunnen we nog een keer zo’n foto maken bij de toren, haha.”
Misschien was jij in 1987 na 110 wedstrijden en 33 doelpunten wel net zo Italiaans als Pellè nu Nederlander is. Wat denk jij: blijft ‘ie in Rotterdam?
“Ach, wie ben ik om daar iets over te zeggen. Ik zou het verstandig vinden. Kijk, er is in Nederland minder druk, het voetbal is makkelijker. Bovendien is hij als Italiaan ‘Nederlandser’ gaan spelen, veel aanvallender. Pellè is niet al te snel, niet zo beweeglijk en dat past heel goed bij zijn positie bij Feyenoord. In Italië moet ‘ie zich echt aanpassen, begrijp je?! Maar ja, die jongen heeft misschien andere ambities en geld doet ook wat. Er kan van alles gebeuren, deze zomer.”
Interview Wim Kieft Over Pellè en zijn voetbaljaren in Italië
Interview Wim Kieft Over Pellè en zijn voetbaljaren in Italië