Italië en maatschappijLezersverhalenNederlanders in ItaliëNieuwsStile Italiano

Hoe om te gaan met Italiaanse ambtenaren zodat onze Strade bianche werd gemaakt

Frederik H. Swart

Hier op het Italiaanse platteland worden wij omringd door secundaire en soms denken we wel, tertiaire grindweggetjes. Slingerende, hier en daar een beetje steile weggetjes van wit grind en zo heten ze ook. Strade bianche, witte weggetjes. Romantisch hoor. En zo lekker rustig ook. Geen verkeer, behalve een verdwaalde boer op zijn trekker. En onze gasten natuurlijk. Het is dan ook prettig wanneer diezelfde gasten veilig het pand kunnen bereiken en weer vertrekken. Hm. 

Wij vallen onder de gemeente San Lorenzo in Campo. De onvolprezen comune die verantwoordelijk is voor onderhoud en reparatie van alle wegen. Tenminste, dat is de deal. In theorie. In de praktijk is alles net iets anders.

Hoe om te gaan met Italiaanse ambtenaren zodat onze Strade bianche werd gemaakt

In de praktijk heeft het onderhoud veel meer met het spreekwoordelijke ‘paard achter de wagen spannen’ te maken. Wanneer men alles regola d’arte (volgens de regelen der kunst) zou doen, zou men egaliseren, grind storten, de weg besproeien en het grind netjes inwalsen. Niet in San Lorenzo. Eerst schuift men met een krakende en piepende en dikke rookwolken uitbrakende afgebladderde oranje bulldozer van vooroorlogse (WO-I!) Duitse makelij de bovenlaag grind naar de linker- en rechterkant van het weggetje, zodat de rotsen en aarde bloot komen te liggen. En dan gaat men lunchen. De werkdag stopt voor statali (ambtenaren – zelf noem ik een ambtenaar ‘statalala’) namelijk om 12.30 uur. Men gaat dus naar huis – en komt niet meer terug.

Hoe om te gaan met Italiaanse ambtenaren

Hoe om te gaan met Italiaanse ambtenaren zodat onze Strade bianche werd gemaakt

De volgende dag is men weer present. Echter, dan blijkt het vooroorlogse loeder de geest gegeven te hebben. Onderdelen blijken niet voorradig, moeten besteld worden in de fabbrica in Germania (Duitsland). Dit kost een week of twee. Vervolgens gaat het regenen en laat men de boel wéér een week open liggen. Fango (modder) is het gevolg en niet zo’n beetje ook: onze automobielen blijven tien centimeter in de blubber steken. Oei.

We bellen enkele malen beschaafd met de gemeente. ‘Ahum, wanneer denkt u het werk af te maken?’ ‘Si, si si, questo settimana’ (deze week). Ohkeee! Niet dus. De situatie verergert met de dag. Ik glibber naar beneden, mijn gasten ook. We maken ons steeds meer zorgen. Vandaag of morgen stort er iemand de berg af.

Ik ga te rade bij een bevriende Italiaan. Die gaat er eens goed voor zitten.  ‘Zal ik jou eens leren hoe je met Italiaanse ambtenaren om moet gaan?’ ‘Volgaarne!’ ‘Wel, teneinde hier iets gedaan te krijgen moet je ze de huid vol schelden, dreigen met straffe maatregelen, kortom: een hoop kabaal maken. En ik zal je nóg iets vertellen: Italianen gaan je juist méér waarderen wanneer je niet over je laat lopen en voor je “rechten” opkomt.’ Iets dergelijks hebben we al eens eerder gehoord, maar nooit in de praktijk gebracht. Oh, oh, wat zijn we netjes – we voelen ons toch gast hè, in dit land. Nu maar eens kijken wat schelden en op onze poot spelen gaat opleveren.

Weer bellen

Hoe om te gaan met Italiaanse ambtenaren zodat onze Strade bianche werd gemaakt

Weer bellen. Niente op het rekest. We worden boos. Heel boos. ’Weet u wát, meneer het opperhoofd geometra’ (hoofd van zo’n beetje alles wat belangrijk is in een Italiaanse gemeente, nou ja, wegenaanleg en onderhoud in ieder geval)? ‘Deze situatie wordt te gevaarlijk voor mij en mijn gasten. Wanneer u vandaag’ (het is zaterdagochtend) ‘niet binnen een uur hier bent en met groot materieel de weg af en veilig maakt, dan bel ik de Carabinieri!’ Hoongelach aan de andere kant. Pazzo straniero (gekke buitenlander), wat denkt u wel?

Nu doorzetten! Bellen naar de Carabinieri dus. Ik leg de situatie uit. ‘Signore, mi dispiace non e nostro competenze (het spijt ons, dat is onze verantwoordelijkheid niet)’. ‘Ah! Da’s interessant. En wanneer mensen de berg aflazeren wél zeker? Kunt u zich het pandemonium al voorstellen? Auto’s onderaan de berg, gewonden, dooien, ziekenauto’s, takelwagens, brandweer? En dat allemaal omdat u, sr. carabiniero, dit niet uw competentie vond?’ Ik krijg het er warm van. Maar zo moet het dus volgens die Italiaanse vriend  Tja, dat klinkt niet onredelijk wat u daar zegt. We gaan kijken wat we kunnen doen.’

Un miracolo

Een uur later – un miracolo! – staat de gemeente met vrachtwagens vol grind, een dragline en drie ijlings opgetrommelde wegarbeiders met schoppen in de handen op de stoep. Nee, geen wals, daar heeft de gemeente geen centen voor. En besproeien is niet nodig want het is weer gaan regenen. Men is enkele uren druk in de weer en warempel, ook de cunetti (afvoergoten) liggen er weer knap bij. We bedanken de mannen met de schoppen – zij zijn ook maar marionetten in handen van de gemeentebobo’s – en wensen hen een aangename voortzetting van hun weekeinde. Bij het wegrijden steken ze hun duim op. Ik vertaal: niet gek gedaan voor een buitenlander.

De Nederlander Frederik H. Swart besloot in 2000 het roer om te gooien. Samen met zijn partner en hooguit 10 Italiaanse woorden in zijn bagage vertrok hij naar Italië, naar Le Marche. Van internationale commercieel in de ‘fast lane’ werd hij Bed & Breakfast-uitbater in de ‘slow lane’. In zijn eerste boek, Voorbij Toscane: de San Lorenzo Anekdotes, doet Swart vaak op hilarische wijze en met een scherp oog voor detail, verslag van het nieuwe leven: restauratieperikelen, geldnood, welhaast onoverbrugbare cultuurkloven en worstelingen met de bureaucratie. Mediterrane én Hollandse emoties lopen hoog op. Een van de ‘anekdotes’ las u bovenstaand. Het boek werd uitgegeven door Uitgeverij Edicola. ISBN 978491172502, 192 pagina’s, € 17,95

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button