Met een kustlijn van een slordige 7600 kilometer – 3766 eilanden incluis – heeft Italië aan water geen gebrek. Ook in het binnenland stroomt en spuit het alle kanten op. De meren, de fonteinen, de aquaducten; ze baren opzien in vele opzichten. Dat vraagt om een zomerse trektocht langs natte pleisterplaatsen, maar niet zonder flesje, want het is heet.
Net als in Nederland maakt het water vrienden en vijanden in Italië. Nederlanders hebben het, na de rampspoed in 1953, grotendeels weten te managen, nota bene met een prins aan het roer. Italianen brengen hier en daar nog wat emmertjes naar de zee. Zo spreekt het hoofdpijndossier Venetië boekdelen en wat te denken van de Po-delta? De ene keer veel te droog, dan weer een veel te nat voorjaar.
Toerisme
Die watersnood voorbij, ziet Italië ook de vele voordelen. Met fotogenieke kustplaatsen als Amalfi, Polignano, Positano en Vernazza of de populaire bergmeren in het noorden van de Laars, stroomt ook een riante portie buitenlandse valuta het land in. Ter info: de meeste euro’s uit Nederland worden gespendeerd rond de meren van Garda, Como, Lugano, en Caldonazzo. Wij dobberen en poedelen graag. Laten we in dit kader ook de ramptoerist niet vergeten, want die smult van de verdrinking die Venetië heet.
Nu het begrip watermanagement is gevallen, zijn enkele woorden van respect wel op zijn plaats. Die prins der Nederlanden wist tot zijn kroning zogezegd van vele waterzaken, maar daarin zouden de Italianen wel eens een belangrijke water- en inspiratiebron geweest kunnen zijn. Of beter gezegd: de Romeinen. Zíj wisten wel weg met nattigheid! Letterlijk zelfs. De Romeinen legden aquaducten aan om schoon en stromend water bij de bevolking te krijgen. Indrukwekkende bewijzen vormen een belangrijke pijler van de bedolven stad Pompeï, maar ook in de ‘levende’ steden van Italië zijn vele sporen te zien van Romeinse waterwerken.
De geschiedenis van het aquaduct
Die moderne, infrastructurele techniek heeft de nodige arbeidsuurtjes gekost, maar ook vele levens gespaard. In de oudheid was er immers vaak slechte hygiëne in steden en niet zelden liep ziekte fataal af. Geen wonder, want het scheiden van rioolwater en drinkwater was nog niet de normaalste zaak van de wereld. Tót er een Romein opstond met een briljant idee: aquaductus!
Ze lieten water aanvoeren door gebieden ver bij de stad vandaan. Water werd uit rivieren en beken in kanalen gepompt en op verhogingen naar de stad vervoerd. Daar werd het geloosd in enorme bassins, waarna het over de stad werd verdeeld. Die verhoging was overigens noodzakelijk, want zo was er minder kans dat ziektes in het water konden komen door modderstromen, afval of drinkende dieren.
Bergen, ravijnen en laagvlaktes overbruggen
Meer dan 400 kilometer aan waterleiding werd aangelegd op immense Romeinse bogen, waarbij de combinatie van steen, baksteen en een cement van vulkanische as zorgde voor een stevige constructie. Dat bouwen was overigens nog niet zo eenvoudig. Bij gebrek aan pompen moesten de Romeinse ingenieurs een bondgenootschap sluiten met de zwaartekracht om water van de bron naar een stad te brengen. Omdat een aquaduct altijd op afschot moest lopen, moest de bouwmeester bergen, ravijnen en laagvlaktes zien te overbruggen.
Was de klus eenmaal geklaard, dan werd een hoge ambtenaar belast met onderhoud, om het waternetwerk goed te laten stromen, de curator aquarum. Hij had een leger betaalde arbeiders en slaven tot zijn beschikking om de watervoorraad en doorstroming op peil te houden. Moderne berekeningen hebben uitgewezen dat de in totaal elf Romeinse waterleidingen per dag meer dan een miljoen m³ water aanvoerden. Hiervan was het grootste deel bestemd voor particulieren en 44% stroomde richting fonteinen, badhuizen en andere openbare gebouwen. Die inwoners moesten het water wel zelf bij de fonteinen halen of laten halen; privé- aansluitingen waren zeldzaam.
De Aqua Appia
Bij de belegering door de Oostgoten in 537 werden de meeste aquaducten in en rond Rome helaas vernield. Tijdens recente graafwerkzaamheden aan lijn C van de metro in Rome is een 2300 jaar oud aquaduct ontdekt, de Aqua Appia. Het ondergrondse aquaduct werd volgens Ditisitalie.nl gevonden op zeventien meter diepte onder het Piazza Celimontana en is 35 meter lang. Het zou gaan om een van de oudste aquaducten van Rome. De Aqua Appia zou gebouwd zijn in 312 v.Chr. door censor Appius Claudius (340-272 v.Chr.). Hij bouwde ook de bekende weg Via Appia.
Voor de tijd van de aquaducten haalden de Romeinen hun drinkwater uit de Tiber en uit vijvers in de stad. De Aqua Appia leverde miljoenen liters schoon drinkwater per dag aan Rome vanuit de nabije stad Albano en zou drie keer gerestaureerd zijn. Keizer Augustus (23 v.Chr.-14 n.Chr.) was de laatste die het aquaduct onderhield en zelfs nog een grote zijtak liet bijbouwen: de Aqua Appia Augusta. Deze leverde extra water aan voor de stad. In de vijfde en zesde eeuw na Christus werd het aquaduct alleen nog gebruikt als riool, zo blijkt uit onderzoek. Spijtig voor historici: het gevonden aquaduct is ontmanteld en krijgt een museale plek in de stad.
Tienduizenden fonteinen
Eerlijk is eerlijk, de 55 fonteinen in de tuinen van Versailles worden internationaal geroemd als collectief en die van Krizik in Praag, Trocadero in Warschau en Trafalgar in Londen zijn prachtig, maar daarvoor moet u een ander blad lezen. Italië doet er namelijk niet voor onder en heeft zijn tienduizenden (!) bruisende hoogtepunten verspreid over het land, waarvan u de grootste ongetwijfeld al eens heeft gezien.
De Fontana di Trevi in Rome behoort tot de wonderen van Europa en dat is niet zo gek met de barokke beeltenissen in combinatie met het wassende water. Het was Paus Clemens XII die de opdracht gaf, maar het resultaat heeft hij niet mogen meemaken. Zo duurde het bouwen al dertig jaar. De bijna 30 meter hoge fontein is gebouwd tegen de achterzijde van Palazzo Poli en te zien zijn zeegod Neptunus, die op zijn schelpvormige strijdwagen door twee paarden met vleugels en tritons (jonge zeegoden) naar zee wordt getrokken. De twee beelden in de nissen naast Neptunus beelden Overvloed en Gezondheid uit. Gidsen in de hoofdstad kunnen er veel over vertellen, ook over de muntjes en de filmscenes, maar wij moeten door.
Symmetrie op Piazza Navona
Zoveel pleinen, zoveel fonteinen in Rome. Niet ver van het Piazza di Trevi vindt u het Piazza Navona met de Fontana dei quattro fiumi als bruisend middelpunt. Deze Vierstromenfontein is een van de bekendste fonteinen van Bernini en speelt een rol in Het Bernini Mysterie van Dan Brown. Rondom de fontein zitten riviergoden die de vier belangrijkste wereldrivieren voorstellen; de Ganges, de Donau, de Rio de la Plata en de Nijl.
Ook de Morenfontein en Neptunusfontein sieren dit gezellige plein. Ze zijn van dezelfde ontwerper en hebben derhalve ook gelijke bassins. Alleen werden 300 jaar na de bouw nog een paar beelden toegevoegd voor de symmetrie van het plein. Op het Piazza Mattei staat de Fontana delle Tartarughe die zijn naam dankt aan vier bronzen schildpadden. Het zijn replica’s, de originelen staan in het museum. Ook de Fontana del Pantheon – met de zes meter lange obelisk van Ramses II – moet het met namaak stellen nadat de originele marmeren figuren zijn veiliggesteld voor rovers. En dan is er nog de Fontana della Barcaccia, aan de voet van de Spaanse trappen. Deze ‘ouwe schuit’ werd enkele jaren geleden nog onder handen genomen door Feyenoordhooligans. Dat deed de Romeinen veel pijn, want de fontein is een monument voor de grote overstroming van de Tiber in 1598.
Spuit elf in Florence
Rome mag dan de spetterende hoofdstad zijn, ook Florence heeft zijn juweeltjes waarin vaak goden en geschiedenis een rol spelen. En raad eens wat: ook hier duikt Neptunus op! Hij staat bij het Palazzo Vecchio. In 1559 schreef Cosimo I De’ Medici een wedstrijd uit voor het ontwerp van deze fontein.
Bartolomeo Ammanati kreeg de zegen, omdat zijn Neptunus een verwijzing was naar de overwinning van Florence op Pisa. Vijf jaar na dato was de fontein klaar, maar voor het waterbekken was nog wat geld en tijd nodig. Net als Michelangelo’s David in deze stad is Ammannati’s Neptunus gemaakt van marmer uit Carrara. Hij wordt door de Florentijnen ook wel de Biancone genoemd, ‘de grote witte’.
Trouwens, wanneer u toch bij dit paleis staat, kom gerust verder voor een klein spuitertje. In de gratis toegankelijke binnentuin staat een lieflijke putto met een dolfijn in zijn armen. Het is een lieflijke fontein, die extra glans krijgt door de allermooiste fresco’s erboven.
Palermo
Allesbehalve lieflijk is de Fontana Pretoria in Palermo, maar het enorme bouwwerk oogt ook Florentijns. Waarom? De fontein was eigenlijk bedoeld voor de tuin van de Florentijnse villa van de Spaanse onderkoning van Napels. Toen hij overleed, verkocht zijn zoon de fontein aan het stadsbestuur van Palermo. Tel maar even mee: het twaalf meter hoge bouwwerk telt 644 onderdelen en een paar gebroken neuzen. Dat laatste houdt verband met de nonnen van het nabijgelegen klooster. Zij waren niet blij met alle naakten op deze marmeren ‘taart’.
Ook de Fontana di Diana is een must voor Siciliëgangers. Als een waar vrijheidsbeeld siert de godin van de jacht het Piazza Archimede van Syracuse. Ze is dan ook beschermheilige van de stad. Het spuitwater en de omringende beelden van paarden en meerminnen stralen ’s avonds in kleurrijk licht.
Dorstlessers
Fonteintjes die herinneren aan de Romeinen en hun aquaducten zijn de nasoni (neuzen). Deze kleine drinkfonteintjes voorzien stedelingen nog altijd voor schoon en helder water. Die naam hebben ze trouwens te danken aan de typische ijzeren tuit die uit de meesten fonteinen steekt. Lebberen maar!
Saskia Balmaekers (CiaoTutti.nl) stak haar neus in deze waterdragers. “Alle nasoni in Rome staan met elkaar in verbinding via een ondergronds waterleidingnetwerk met een lengte van ruim honderd kilometer. De ongeveer 16.000 kubieke meter drinkwater dat dagelijks via de fonteintjes naar buiten wordt gestuwd, wordt via dit leidingstelsel opgevangen en naar reservoirs geleid, waarna het bijvoorbeeld gebruikt wordt voor het schoonmaken van straten.
Nee, het precieze aantal fonteintjes is mij niet bekend, maar ik schat dat er alleen al in het oude centrum van Rome meer dan 200 te vinden zijn, in welke vorm dan ook. Er is er dus altijd wel één in je buurt. Ze zijn vooral handig om altijd je dorst te kunnen lessen. Je hoeft dus niet de hele dag met een flesje water te lopen en ze zijn gratis, bovendien. Zonder flesje kan ook, maar dat vraagt wat handigheid. Er zit een klein gaatje in de ‘neus’. Als je je hand onder de waterstraal houdt, komt het water in plaats van door de hele ‘neus’ alleen door dit gaatje, zodat je makkelijk kunt drinken. Ja, slimme jongens, die Romeinen!”
Warm waterbronnen in Toscane
Het water in Italië trekt de toerist en lest de dorst, maar het heeft hier en daar ook zijn heilzame waarde. Vooral Toscane staat bekend om zijn warmwaterbronnen. Bij Saturnia werd al voor Christus een bron gevonden, volgens de overlevering ontstaan doordat Saturnus de lokale bevolking wilde afschrikken met een heuse vloed aan warm water. In werkelijkheid is het water (constant 37 graden) afkomstig uit verschillende bronnen die zich uitstrekken van de heuvels van Fiora en Albenga tot Amiata.
Bagni di Petriolo
Een half uurtje vanaf Siena kun je terecht in Bagni di Petriolo. Met een temperatuur van maar liefst 43 graden is het wel even wennen, maar door de zouten en mineralen in het water heeft deze bron een heilzame werking op het hele lichaam. Dat wisten ook de leden van de familie d’Medici.
Bagno Vignoni is een klein dorp met slechts enkele tientallen inwoners. Bijzonder is het Piazza delle Sorgenti, waar de gebouwen rondom de warmwaterbron zijn gebouwd. In de tijd van de Etrusken en Romeinen namen pelgrims hier hun bad. Dat kan tegenwoordig helaas niet meer.
Bagni San Filippo is tot slot een hoogtepunt als het om badderen gaat. Deze warmwaterbron ligt ruim 1700 meter boven zeeniveau. Er omheen zijn vele beekjes en watervallen. Doordat het water bij Bagni San Filippo rijk is aan calcium kunt u op doktersadvies wellicht een retourtje Toscane boeken.